Why do the graphs differ per soil type, what do thresholds indicate, and how can the thresholds be adjusted?
Suppose multiple sensors in a single field are calibrated on different soil types. In that case, you’ll see multiple graphs for volumetric water content, which means you’ll see a new graph for each soil type. Although all the graphs are structured in the same way (volumetric water content in percentages on the y-axis against time on the x-axis together with the precipitation on the second y-axis), they will indicate different areas of overwatering (blue), optimal conditions (green), refill point (orange) and high risk (red).
This is because different soil types have different water-holding capacities. For example, capacity and refill point on a sandy soil field could occur at 21% and 8%, respectively. For clay soil, this could be at 38% and 25%. Hence, the areas displaying the soil moisture status cannot be displayed in one graph for different soil types. Therefore, each soil type has its own graph that displays the soil-specific information. If there are multiple sensors in a field with the same soil calibration, they will be shown in the same graph since the soil moisture lines can be interpreted the same.
If in-field observations conflict with the thresholds on the graph, they can be changed for the field soil type composition (not sensor specific, only for the field soil type). This can easily be done on the app or in the platform where you fill in the soil type composition. Here you can manually raise or lower the thresholds for the field capacity and the refill point if the lines do not match your findings in the field. When these lines are changed, the lines are changed in the graph, and the soil moisture risk considers your own defined thresholds.
Nederlands
Waarom verschillen de grafieken per bodemtype, wat geven de drempels aan en hoe kunnen de drempels worden aangepast?
Indien meerdere sensoren in één veld zijn gekalibreerd op verschillende bodemsoorten, zal je meerdere grafieken zien. Dit betekent dat je voor elk bodemtype een nieuwe grafiek ziet. Hoewel alle grafieken op dezelfde manier zijn opgebouwd (volumetrisch watergehalte in procenten op de y-as tegen de tijd op de x-as, samen met de neerslag op de tweede y-as), zullen ze verschillende gebieden aangeven van overbewatering (blauw), optimale omstandigheden (groen), aanvulpunt (oranje) en hoog risico (rood).
Dit komt omdat verschillende bodemtypes een verschillende wateropslagcapaciteit hebben. Zo kunnen de veldcapaciteit en het aanvulpunt op een veld met zandgrond zich voordoen bij respectievelijk 21% en 8%. Voor kleigrond kan dit op 38% en 25% liggen. Daarom kunnen de gebieden die de vochttoestand van de bodem weergeven niet in één grafiek voor verschillende bodemtypes worden weergegeven. Daarom heeft elk bodemtype zijn eigen grafiek die de bodemspecifieke informatie weergeeft. Als er meerdere sensoren in een veld zijn met dezelfde bodemkalibratie, worden ze wel in dezelfde grafiek weergegeven omdat de bodemvochtigheidslijnen hetzelfde kunnen worden geïnterpreteerd.
Als waarnemingen in het veld in strijd zijn met de drempelwaarden in de grafiek, kunnen deze drempelwaarden worden gewijzigd voor de samenstelling van het bodemtype in het veld (niet sensorspecifiek, alleen voor het bodemtype in het veld). Dit kan eenvoudig worden gedaan in de app of op het platform waar u de bodemtypesamenstelling invult. Hier kunt u handmatig de drempels voor de veldcapaciteit en het bijvulpunt verhogen of verlagen als de lijnen niet overeenkomen met uw bevindingen in het veld. Wanneer deze lijnen worden gewijzigd, veranderen de lijnen in de grafiek en wordt het bodemvochtrisico bepaald op basis van uw eigen gedefinieerde drempels.